Tussen Hinthamerstraat 202 en 204 bevindt zich een steegje, dat de naam Achter den Ossenkop heeft gedragen. Het eerste gedeelte van het ondiepe en smalle straatje loopt onder een doorgang door. Vroeger liep het dood op een inmiddels gedempte tak van de Binnendieze, de Doode Stroom. Deze zijtak was de oude, natuurlijke bedding van de rivier De Aa, die bij De Kleine Hekel (ter hoogte van Sluis 0) de stad binnenkwam en vanaf de Schilderstraat verder liep via de Groote Stroom. In de periode 1923 en 1929 is de Doode Stroom in fasen gedempt; later was hier een goudsmederij gevestigd en werd een gedeelte bebouwd met woonhuizen. Het gangetje was genoemd naar het hoekpand Den Ossenkop, Hinthamerstraat 202; het achterhuis van dit gebouw droeg de naam In de Roos. In de late middeleeuwen heeft het steegje nog de naam Achter den Swarten Leeuw gehad; vernoemd naar de woning 't Swart Leeuwke, Hinthamerstraat 204. Volgens Mosmans stichtte in 1393 ene Arnoldus Croy in Achter den Swarten Leeuw een gasthuis voor dertien arme vrouwen. Net als veel andere Bossche gasthuizen, werd het per decreet van de Franse Prefect in 1811 opgeheven, en met andere liefdadige instellingen in 1814 ondergebracht onder één bestuur, 'De Godshuizen'. Het steegje is bewoond en vrij toegankelijk, het loopt dood op bebouwing. Het straatje heeft geen straatnaambord, de paar adressen behoren tegenwoordig tot de Hinthamerstraat. Op de stadskaart van J.B. Drossaers (ca 1830) en die van Jos van Hagens (1890) staat de naam van het steegje nog wel vermeld. |
Geen